Referendum: onhandige poging tot gesprek
Waarom mensen referenda willen, is wel begrijpelijk: ze willen vaker dan die ene keer in de vier jaar met politici in gesprek. Alleen: een referendum is geen gesprek. Bovendien: de piloot vraagt passagiers toch ook niet of de straalmotoren van zijn vliegtuig in orde zijn?
‘Wij hebben hier niets over te zeggen gehad’, klinkt het in het nee-kamp, dat ijverde voor een referendum. Daarom mogen Nederlanders zich nu in een raadgevend referendum uitspreken over het associatieverdrag met Oekraïne.
Niet meepraten scheelt tijd
Maar ergens niets over te zeggen hebben, is dat echt een argument om een referendum te houden? Nederlandse burgers werd niets gevraagd over afschaffing van de zondagsrust, niet over verhoging van de maximumsnelheid op snelwegen, niet over invoering van de Flexwet.
Die onderwerpen zijn in handen van politici. Dat scheelt burgers een boel tijd, om eens een voordeeltje hiervan te noemen. Anders moest iedereen zich verdiepen in al die onderwerpen, en steeds maar naar de stembus.
Wel meepraten: dan meer dan een kruisje
De roep om referenda is wel heel begrijpelijk. Want wat politici besluiten, dat doen ze formeel in hun eentje. Vier jaar kunnen ze hun gang gaan, zonder inmenging van kiezers. Sommigen burgers vinden dat prima, anderen willen meer dan één keer in de vier jaar een kruisje zetten (voor Europese verkiezingen eens in de vijf). Geen wonder dus dat er lobbyclubs bestaan – en referenda. Mensen willen invloed; ze willen de politici die besluiten nemen die deze burgers aan het hart gaan, kunnen bijsturen. Politici gaan op hun beurt graag het land in om te horen ‘wat er leeft’, en laten er veel onderzoek naar doen.
Maar ook lobby’s, referenda en werkbezoeken zijn gebrekkige dingen. Echt besluiten doe je er niet in, en soms maakt het besluitvormingsprocessen oncontroleerbaar.
Maar ja, met zijn allen over alles praten werkt ook niet, al was het maar omdat lang niet iedereen overal voldoende verstand van heeft (dat is iets anders dan ergens een mening over hebben). Daar is ook de tijd niet voor.
Kunnen corrigeren, daar gaat het om!
Dat burgers besluitvorming delegeren aan anderen moet dus wel, maar de mogelijkheden om die besluiten bij te sturen kunnen veel en veel ruimer. Met een sociocratische kringstructuur valt dat te organiseren. Per straat, buurt, wijk, stad, provincie en land zijn er kringen te vormen, alle met een dubbele koppeling. Per straat beslissen burgers over onderwerpen dicht bij huis, per buurt wordt het wat abstracter, op stadsniveau gaat het over bijvoorbeeld woningbouw, en op landelijk niveau gaat het over de grote lijnen van de verzorgingsstaat en internationale verdragen. De dubbele koppeling garandeert dat de input van de onderliggende kringen ook ter tafel komt, en het consent garandeert dat dat meer is dan inspraak.
Zo komt zo veel mogelijk informatie beschikbaar, en de afgevaardigden kunnen aan de lagen onder hen uitleggen waarom zij een voorstel al dan niet steunden.
Toegang tot de tafel
Op deze manier is er een continu gesprek en zijn de mogelijkheden om bij te sturen op basis van argumenten stukken ruimer dan de manieren die we nu kennen. Nog steeds zal niet iedereen over alles wat te zeggen hebben, aan tafel in de allerhoogste kring is beperkt plaats. Maar de toegang tot die tafel is wel opener. Die toegang bestaat uit uitwisseling van argumenten, niet uit het zetten van een kruisje, of het uiten van een ‘ja’ of ‘nee’. Ingewikkelde vragen zijn niet zo simpel te beantwoorden.
De piloot weet wel beter
Zo’n referendum, het is toch een beetje alsof de piloot van een Boeing 747 vlak voor vertrek aan zijn passagiers vraagt: ‘Ach, wilt u even kijken of de motoren goed in elkaar zitten?’
Je zou stante pede uitstappen. Het antwoord op die vraag laat je liever over aan de boordwerktuigkundigen. Die zijn daar veel beter toe in staat.